Skip to main content

Josselin Bakker, beleidsmedewerker ruimtelijke kwaliteit gemeente Beverwijk. Een pleidooi voor verbinding en eenheid in de stad

Josselin Bakker is vanuit haar functie als beleidsmedewerker Ruimtelijke Kwaliteit actief binnen de werkgroep Stationsgebied. Dat is dan ook precies waar ze voor staat: de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente, van het breedste perspectief tot in het kleinste detail. Josselin werkt al bijna 15 jaar voor Beverwijk. Ze weet dus niet alleen wat er allemaal speelt, maar heeft ook een duidelijke visie op wat er moet gebeuren om ervoor te zorgen dat de boogde kwaliteit in de Spoorzone straks uitstraalt naar de hele stad.

“We hebben in Beverwijk een aantal grote en diverse opgaves op ons bordje liggen. Met het programma Spoorzone kunnen we de zwakkere punten in dit deel van de stad aanpakken en de sterke punten verder versterken. Met deze ontwikkeling kunnen we de verbinding terugbrengen in ons mozaïek van bedrijvigheid; letterlijk met wegen en groenstructuren, maar ook qua functies en sfeer. Als dat lukt, heeft de hele stad er iets aan. Dat is waar ik mijn vinger voor opsteek.”

Beverwijk is niet lelijk, maar gewoon onaf
“Ik kan mij mijn eerste kennismaking met Beverwijk nog goed herinneren, ik vond het er grauw. Nu weet ik: Beverwijk lijkt alleen maar lelijk omdat de hoofdmomenten van de stad nog niet ingevuld en kleurloos zijn. Kijk naar de entrees bijvoorbeeld, de Velsertraverse en de meubelboulevard. Dat zijn lege, grijze plekken, niet representatief, maar wel heel beeldbepalend. Er is een gigantische impuls nodig om die plekken te verbeteren. Met de plannen voor de Spoorzone kunnen we niet alleen zo’n kwaliteitsimpuls geven, maar in het kielzog daarvan ook de rest van de stad meenemen. Links en rechts van de Spoorzone zie je bijvoorbeeld het groen doorlopen. Zorg dan bijvoorbeeld dat je via Ankie’s Hoeve de verbinding met de landgoederen herstelt. Hoe mooi zou dat zijn.”

Integraal en toekomstgericht denken
Josselin pleit voor een overall blik op de stad: wat worden de belangrijke gebieden nu en in de toekomst en hoe kunnen we overal rekening mee houden? “Het centrum moet letterlijk het hart zijn, dáár moeten de evenementen komen. Andere plekken moeten ook verlevendigd worden, maar weer op een andere manier. Niet overal zomaar iets doen, maar alles in relatie zien en vooruitkijken. Het buitengebied en het Aagtenpark hebben bijvoorbeeld veel waarde als uitloop- en recreatiegebied. Voor huidige bewoners, maar zeker ook voor de vele duizenden nieuwe Beverwijkers die straks in de Spoorzone komen wonen. Om die gebieden mooi groen te houden, tegen alle druk vanuit de bedrijvigheid en de energieopgave in, is een hele uitdaging, maar wel cruciaal voor de toekomst. Alle lopende ontwikkelingen moet je ook in dat licht bekijken. Dat is waar ik alert op ben. Zo komt er een GIS-station (een inpandig schakelstation van TenneT) op het Bazaarterrein. We proberen ervoor te zorgen dat de architectuur dusdanig is, dat deze niet stoort als hier over tien jaar ook woningen worden gebouwd.”

Het recent gelanceerde stadsimago speelt hierin wat Josselin betreft ook een belangrijke rol: “De merkwaarden van Beverwijk moeten we toepassen op de te ontwikkelen gebieden. Elk stukje op zich kan een eigen karakter hebben, maar het moet wel verbonden worden met het geheel. Kijk bijvoorbeeld naar de Breestraat en de omgeving van het Station, hoe zorgvuldig de buitenruimte daar is ingericht, dat moet je doortrekken in de nieuw te ontwikkelen gebieden. Dan krijg je zichtbaar en gevoelsmatig eenheid en verbinding, maar kunnen de plekjes op zichzelf ook shinen. Door ingrepen in het verleden zijn veel structuren en lijnen verloren gegaan, dit is de kans om die weer aan te brengen. De laatste tien jaar is er al veel verbeterd en zijn we met elkaar goed en consistent bezig. Dat geldt voor de bestuurders, maar ook voor het ambtelijk apparaat.”

Van de Kansenkaart naar het Stedenbouwkundig Plan
“De Kansenkaart voor het Stationsgebied vormt een goede eerste aanzet voor het plan. De input uit de stad sluit grotendeels aan bij mijn eigen inzichten. Op het stadhuis denken we over veel zaken gelukkig hetzelfde als de inwoners. En dat is ook niet zo gek, want we kennen de stad. Maar om kansen te kunnen realiseren, hebben we ook te maken met onderdelen die niet zo zichtbaar zijn of die gespecificeerd moeten worden. Denk dan aan de wateropgave, de klimaatadaptatie of de sociale opgave in relatie met de woningbouwopgave. Daar ligt de meerwaarde van de ambtelijke organisatie. Het is essentieel dat we die inhoudelijke en technische input ook ophalen en inbrengen, zodat het stedenbouwkundig bureau een totaalpakketje aan wensen, beleidslijnen en uitgangspunten mee krijgt. Hoe duidelijker en vollediger dit pakketje, hoe beter zij een plan kunnen uitwerken dat echt bij deze stad past. Daar maak ik me hard voor.”

“De kennis en kunde op de verschillende afdelingen van het stadhuis is essentieel om de gemeente vooruit te helpen. Deze collega’s staan misschien niet op de voorgrond, maar werken volledig ten dienste van de gemeente.”

In lijn met de Omgevingsvisie
Ondertussen wordt ook hard gewerkt aan de Omgevingsvisie. Er ligt een Koers-document waarin alle bestaande programma’s en beleidsopgaven naast elkaar zijn gelegd. Wat betekent dit voor de ontwikkelingen in de Spoorzone?
Josselin: “Dat gaat voor 75% eigenlijk heel goed. Veel van het vastgestelde beleid versterkt elkaar of staat zonder problemen naast elkaar. Op een paar punten schuurt het echter nog. Denk hierbij aan de woningbouwopgave in relatie tot klimaat, duurzaamheid, de ruimte voor bedrijvigheid en de mobiliteitsopgaven in de stad.  Zo geven we de auto nu veel ruimte in de stad, ruimte die je bijvoorbeeld ook in zou willen zetten voor een goed en gezond woonmilieu met meer groen en water. Daar moeten straks bij de uitwerking tot een omgevingsvisie keuzes in worden gemaakt. Parallel daaraan dienen er in de uitwerking naar het stedenbouwkundig plan ook dit soort keuzes gemaakt te worden. Die keuzes zijn aan het nieuwe bestuur. Gelukkig is het integreren van opgaven in de woningbouw en inrichting van de buitenruimte gemakkelijker in transformatiegebieden en nieuw te ontwikkelen gebieden, dan in bestaande woonwijken met haar vaste bewoners.

Daarom ben ik zo blij met dit hele project. Als we op voorhand overal goed over nadenken en de verschillende doelstellingen samenbrengen, dan kunnen we de stad echt gaan aanhelen en verder de toekomst in brengen. Dat gaat natuurlijk niet zonder pijn en moeite, maar ik geloof erin.”